
- Beschikbaarheid: Op voorraad
- Model: campgate .ASIS.
In de loop der tijd veranderden de grenzen van het Romeinse Rijk – de limes – in verdedigingslinies tegen invallen van barbaarse stammen. Langs deze grenzen werden wachttorens en verdedigingswerken gebouwd om steden en militaire posten te beschermen. Een bijzonder voorbeeld uit deze periode is de Porta Nigra in Trier (Duitsland), de enige bewaard gebleven Romeinse kamppoort. Kamppoorten vormden ook een populair motief op Romeinse munten, vooral tijdens en na de regering van keizer Constantijn de Grote. Deze munten tonen de ingang van een Romeins legerkamp, vaak met indrukwekkende details zoals openstaande deuren, decoraties, en verwijzingen naar specifieke muntplaatsen (officinae). Er bestaan talloze varianten, en sommige zijn tegenwoordig gewilde verzamelobjecten. Deze afbeeldingen dienden als propaganda: het rijk kampte met voortdurende dreiging van barbaarse aanvallen, en door de kracht en verdediging van het leger te benadrukken, werden de burgers gerustgesteld. Hoewel sommige torens op deze munten wel eens als vuurbakens worden aangeduid, is dit waarschijnlijk onjuist. De echte vuurbakens dienden om signalen tussen legerposten door te geven. Veel van deze munten werden geslagen tijdens de burgeroorlog tussen keizer Constantijn in het oosten en zijn rivaal Licinius in het westen – een periode waarin het belang van militaire macht en communicatie centraal stond.
Denominatie:
AE Follis
Conditie:
Zeer fraai
Formaat:
18 mm
Gewicht:
2,45 gr
Periode:
326-327 Na chr.
Muntplaats:
Siscia
Muntsnede:
.ASIS.
Voorzijde:
FL IVL CONSTANTIVS NOB C, Kuras met drapering naar links, gelauwerd. Flavius Julius Constantius nobele keizer.
Achterzijde:
PROVIDENTIAE CAESS, de voorzienigheid van de Keizers. Kamppoort met twee bakens en 1 ster.
Referentie:
RIC VII 203
Flavius Julius Constantius (Grieks: Κωνστάντιος Β', Kōnstantios) (7 augustus 317 - 3 november 361), bekend als Constantius II, was een Romeins keizer van september 337 tot 3 november 361.
Constantius werd in Sirmium, in Illyricum, als tweede zoon van Constantijn de Grote en diens vrouw Fausta geboren. Op 13 november 324 werd hij door zijn vader tot Caesar benoemd. Omstreeks 335 trouwde hij met zijn eerste vrouw, een dochter van zijn oom Julius Constantius en halfzuster van zijn neef Julianus Apostata.
Toen Constantijn de Grote in mei 337 stierf was Constantius er snel bij om zo veel mogelijk macht te grijpen. Hij was waarschijnlijk de drijvende kracht achter het uitroeien van de halve mannelijke familie van Constantijn. In september datzelfde jaar verdeelde hij het rijk samen met zijn broers Constantijn II en Constans. Constantius kreeg het oostelijke deel, met uitzondering van Thracië, Achaea en Macedonia, dat onder controle van Constans viel.
In 340 stierf Constantijn II, de oudste van de drie broers, in een slag tegen Constans (de jongste). In 350 werd ook Constans gedood, door een opstand van de usurpator Magnentius. Constantius was nu theoretisch keizer van het complete rijk. Magnentius moest echter nog wel uit de weg worden geruimd. Constantius benoemde derhalve zijn neef Flavius Claudius Constantius Gallus, broer van Julianus Apostata, tot Caesar om in het oosten een oogje in het zeil te houden, terwijl hij zelf naar Italia trok. Constantius voerde twee veldslagen tegen Magnentius, bij Mursa in 351, die onbeslist eindigde, en bij Mons Seleucus in 353, waarin het hem lukte om Magnentius definitief te verslaan. Een jaar later liet Constantius Gallus executeren, omdat deze opstandig werd.
Gedurende Constantius' gehele heerschappij waren er regelmatig invallen van de Perzen. De meeste van deze invallen wist hij af te slaan. Zijn militaire campagnes tegen de Germaanse stammen waren succesvoller: in 354 versloeg hij de Alamanni; in 357 voerde hij ten noorden van de Donau campagne tegen de Quaden en Sarmaten.
In 355 benoemde Constantius op aanraden van zijn tweede vrouw Eusebia zijn neef Julianus (Apostata) tot Caesar, en stuurde hem naar Gallia. Deze had daar echter zoveel succes, dat zijn troepen hem in 360 tot keizer uitriepen. Een burgeroorlog werd voorkomen door de (natuurlijke) dood van Constantius in november 361.